Lammert Abma: ‘De anode van Elan zit om de schroefas en is weliswaar aangetast, maar volgens mij nog goed genoeg voor het komen seizoen. Ik heb een zinkanode en ik vaar meestal op zout water. Om de corrosie extra tegen te gaan, hang ik een oude magnesium anode aan een vislijn vlakbij mijn schroef als ik in een zoetwaterhaven lig.
Nu hoorde ik dat een anode zijn functie verliest naarmate hij verder aangevreten is. Is het zo dat je de anode al moet vervangen als er enige sporen van corrosie zijn of kan hij nog mee zolang hij maar stevig om de schroefas zit?’
Kees Klop: ‘De grootte van de anodes en de hoeveelheid is geheel afhankelijk van de grootte van het te beschermen oppervlak en van de periode tussen de hellingbeurten. Een anode ‘offert’ zich op door galvanische corrosie ter bescherming van andere metalen. Bij galvanische corrosie gaat er een stroompje lopen tussen die verschillende materialen waarbij het minst edele materiaal weggevreten wordt. Een metalen schip moet haar hele romp onder water beschermen. Bij houten en polyester schepen moeten schroefas, roerkoning, huiddoorvoeren, enzovoort beschermd worden. Bij stalen schepen begint de corrosie veelal met putten in de platen van de romp, het roer en in de kiel. Of, minder zichtbaar, in de vorm van geleidelijk oplossen van het plaatstaal, meestal onder de verflaag.
Bij de bepaling van het type en het aantal anodes moet gekeken worden naar het vaargebied en de vaste ligplaats van het schip. De stroomafgifte van een anode is namelijk afhankelijk van de geleiding van het water. Hierdoor gaat een anode in zoet water langer mee. Aangezien de stroomafgifte ook bepaald wordt door het oppervlak van de anode, kan bij zoet- en brakwater beter gekozen worden voor de plaatsing van meerdere kleine anodes dan één grote.
Ook de kwaliteit van het verfsysteem speelt een rol bij de bepaling van het aantal anodes. Tevens bestaat er een verschil in stroomafgifte tussen de verschillende anodematerialen. Je hebt magnesium, aluminium en zinkanodes. Magnesium geeft het meeste stroom af en zink het minste. Als het schip uitsluitend op zoet water wordt gebruikt, kunnen het beste magnesium anodes worden toegepast. Als het schip hoofdzakelijk op zout water vaart en af en toe op brak water, dan is zink een geschiktere optie. Wanneer een schip veel wisselt van vaargebied, kan beter worden gekozen voor een aluminium anode. Dit is vanuit milieuoverwegingen ook aan te raden.
Een anode wordt aangebracht door middel van lassen of bouten. Een anode die geen contact maakt met het te beschermen deel werkt niet. Een anode die los aan een visdraad naast de schroefas hangt, heeft dus geen enkele functie. In het algemeen kan gesteld worden dat vervanging is aan te raden zodra zeventig tot tachtig procent van de anode is geconsumeerd. Let er wel op dat de anode nog goed vast blijft zitten als deze met bouten bevestigd is. Een anode die niet (verder) aangevreten wordt, werkt niet meer. De bescherming moet minstens voldoende zijn voor de periode tussen de twee hellingbeurten. Het anodeverbruik is dus afhankelijk van vele factoren; het kan zijn dat je er jaren mee doet maar hij kan ook binnen enkele maanden ‘op’ zijn.
Gebruik je de anode na een hellingbeurt nogmaals omdat hij nog goed genoeg is, borstel hem dan in ieder geval schoon. Aanslag op de anodehuid zal de werking ervan tegengaan. Maar pas op voor valse zuinigheid. Als er geen of te weinig anode-oppervlak is, heb je een onbeschermd onderwaterschip met alle gevolgen van dien. De anode is relatief goedkoop, bezuinig daar dus niet op.’
Bron: Waterkampioen 7 april 2016
Auteur: Erik van den Berg